Mijn uitgangspunt is dat de meest getroffen Nederlander nu en later zo min mogelijk te kampen mag krijgen met de negatieve gevolgen van onze energievoorziening. Dat betreft zowel de straling door kernafval als de klimaatverandering door fossiele brandstoffen.
Aan de klimaatgevolgen wordt veel aandacht besteed. Zo zijn er internationaal en nationaal afspraken gemaakt over de toename van de temperatuur door klimaatverandering ten gevolge van onder andere fossiele energiebronnen. Dit komt mede doordat die gevolgen nu al zichtbaar zijn en door de invloed van landen die afhankelijk zijn van kernenergie. Nu dit zo is, zouden ook strikte grenzen gesteld moeten worden aan de minstens zo gevaarlijke radioactieve stralingsdosis.
Het afbouwen van zowel kernenergie als fossiele energie heeft negatieve gevolgen voor de energievoorziening. Die zijn te verhelpen door de maximale bouw van meer duurzame energiebronnen en maximale energiebesparing. Deze beide oplossingen wekken weerstand op. Het is aan de politiek om de voor- en nadelen tegen elkaar af te wegen.
Een dergelijke afweging heb ik in 2004 gemaakt als coauteur van het rapport ‘Energieopties voor de 21e eeuw’, dat ten grondslag lag aan het energiebeleid van het 4e kabinet Balkenende. Ik berekende een optimale mix van energiebronnen. Daarbij woog ik de gevolgen met zowel linkse als rechtse weegfactoren. Bij beide politieke standpunten bleek kernenergie niet aantrekkelijk.
Mijn dringende verzoek is om bij een nieuwe afweging rekening te houden met de straling van het kernafval, dat door de huidige reactoren al ver boven de veiligheidsnorm dreigt te komen.